Elektromagnetische vibratoren genereren een lineaire beweging. Ze vormen tezamen met de aan-te-drijven massa (zoals een trilgoot) een resonantiesysteem. Voor een goed werkende installatie moet de aandrijffrequentie optimaal zijn afgestemd op d resonantiefrequentie.
Een trilsysteem voor transport- of zeeftoepassingen bestaat vanuit natuurkundig oogpunt uit een resonantiesysteem: een of meer massa’s die onderling zijn verbonden met een veer. De aandrijving van dit systeem kan worden verzorgd door elektromagnetische vibratoren. Deze genereren (in tegenstelling tot onbalansmotoren) direct een lineaire beweging. De truc is nu dat de aandrijffrequentie van de vibratoren voldoende dicht bij de resonantiefrequentie wordt gelegd. Hierdoor vindt een opslingering plaats waardoor de trillingsslag beduidend groter wordt (zie het Bodediagram).
Hamerend geluid Beide frequenties mogen ook weer niet té dicht bij elkaar liggen. In dat geval ontstaat een instabiel systeem waarbij de uitslagen zo groot worden dat het anker en de magneetspoel van de vibrator tegen elkaar gaan slaan. Dit leidt uiteindelijk tot een ernstige beschadiging van de vibrator. Zodra een installatie een hard hamerend geluid produceert, moet dus de frequentie van de vibrator onmiddellijk worden terug geregeld.

6 Hz afstand
De praktijk toont aan dat de optimale afstand tussen aandrijf- en resonantiefrequentie 6 Hz is. Bij een aandrijffrequentie van 50 Hz behoort een resonantiefrequentie van 56 Hz. De resonantiefrequentie (of wel eigenfrequentie) is mede afhankelijk is van de massa van de trilgoot. Vibratoren moeten daarom na montage worden afgesteld. Dit gebeurt door gewichtsplaten aan de achterzijde van de vibrator toe te voegen of weg te nemen, waarna het effect hiervan met behulp van een frequentiemeter wordt gecontroleerd. Vervolgens wordt ook de grootte van de trillingsslag gemeten en vergeleken met het afregeldiagram. Dit diagram toont de verhouding tussen het gootgewicht en de bijbehorende trillingsslag, alsmede het gewichtsbereik voor de betreffende vibrator.

Thyristorspanning
Komt bij de juiste resonantiefrequentie de gemeten trillingsslag niet overeen met het diagram, dan is waarschijnlijk de thyristorspanning naar de vibrator toe te laag. Deze spanning is alleen met ‘true RMS’-meter te controleren. De correcte spanning is samen met het afregeldiagram in de documentatie van de vibrator te vinden. De grootte van de trillingsslag ligt in de ordegrootte van 1,5 tot maximaal 2,0 mm.
50 Hz-trilling
Elektromagnetische vibratoren maken van een elektrisch 50 Hz-systeem een mechanische 50 Hz-trilling door één zijde van de sinus ‘af te snijden’. Anders zou een mechanische 100 Hz-trilling ontstaan, die een veel te kleine slag zou opleveren. Bij grotere slagen zouden de versnellingskrachten ontoelaatbaar groot worden.
Regelen
Vibratoren maken het mogelijk om op eenvoudige wijze de trillingsslag tijdens bedrijf te regelen. Onbalansmotoren hebben dat voordeel niet. Hier kan slechts, en dan nog in beperkte mate, het toerental worden geregeld. Als onderdeel van een regelkring is een onbalansmotor dus ongewenst. Een ander voordeel van vibratoren is dat ze na het afschakelen direct stil staan. Onbalansmotoren lopen daarentegen nog een tijdje door.