Het antwoord zit in een aantal praktische parameters. Hieronder de belangrijkste, met de focus op toepasbaarheid in het veld.
Wat bepaalt de zone-indeling?
De eerste stap is bepalen of een explosieve atmosfeer kan ontstaan. Hiervoor zijn drie parameters bepalend:
1. Groepsindeling (A of B)
Is het stof brandbaar? Zo ja, dan valt het in groep A. Deze stoffen kunnen bij normale temperaturen ontbranden en vereisen dus aanvullende maatregelen. Groep B-stoffen zijn minder kritisch: die ontbranden pas bij temperaturen boven 110°C.
2. Deeltjesgrootte en fysische eigenschappen
Fijn, droog en vluchtig stof vormt sneller een explosieve wolk. Het grootste risico zit meestal in deeltjes tussen 10 en 40 micrometer – klein genoeg om te blijven zweven en te mengen met lucht.
3. Onderste explosiegrens (LEL)
De LEL geeft aan hoeveel gram stof per kubieke meter lucht nodig is om een explosieve atmosfeer in stand te houden. Bij veel industriële stoffen ligt dit tussen 20 en 60 g/m³.
Wat bepaalt het ontstekingsrisico?
Zone-indeling zegt iets over de kans op een explosieve atmosfeer. Maar om te beoordelen of een stof daadwerkelijk tot ontsteking kan komen, kijk je naar aanvullende parameters:
4. Minimale ontstekingsenergie (MIE)
Hoeveel energie is nodig om een stofwolk te laten ontbranden? Een lage MIE betekent dat zelfs een kleine vonk (bijv. elektrostatisch) al voldoende is. Dit is cruciaal voor het beoordelen van risico’s bij mengers, transportbanden of manuele handling.
5. Minimale ontstekingstemperatuur (MIT)
De temperatuur waarbij een stofwolk kan ontbranden op een heet oppervlak. Belangrijk voor het selecteren van apparatuur en het bepalen van toegestane temperatuurklassen.
6. Laagontstekingstemperatuur (LIT)
Geldt voor stoflagen van bijvoorbeeld 5 mm. Deze waarde wordt vaak onderschat, maar stofophoping op warme oppervlakken is een bekende oorzaak van smeulbranden en secundaire explosies.
7. Explosiedruk en drukopbouw (Pmax & Kst)
- Pmax geeft aan hoe hoog de druk oploopt bij een explosie.
- Kst laat zien hoe snel die druk ontstaat.
Deze waarden zijn essentieel voor het ontwerpen van explosiedrukontlasting of onderdrukkingssystemen.
8. Volumeweerstand van het stof
Sommige stoffen houden statische lading vast. In combinatie met een lage MIE vormt dit een risico bij pneumatisch transport of afvullen. Goede aarding en materiaalkeuze helpen om dit risico te beperken.
Onderhoud en schoonmaak maken het verschil
Technische maatregelen zijn belangrijk, maar structureel onderhoud is vaak de doorslaggevende factor. Stofophoping op leidingen, kabelgoten of machines verhoogt het risico aanzienlijk. Regelmatig reinigen – vooral op moeilijk bereikbare plekken – helpt om secundaire explosies te voorkomen en zones kleiner te houden.
Samenvattend
Een goed begrip van deze parameters maakt het verschil tussen gissen en beheersen. Of je nu bezig bent met ATEX-zonebepaling, risicobeoordeling of het selecteren van apparatuur: deze gegevens vormen de basis. En hoe beter die basis, hoe veiliger én efficiënter je installatie wordt ingericht.
Ex-Machinery levert explosieveilige apparatuur voor Zone 2 en 22. Voor meer informatie of een passend advies: neem gerust contact met ons op.